Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Wet havenstaatcontrole

 

Artikel 11
1
De havenbeheerder weigert in overeenstemming met de inspecteur-generaal een schip, met uitzondering van een vissersvaartuig, waarvoor toestemming is verleend om naar een reparatiewerf te vertrekken, de toegang tot de haven, met uitzondering van anker- of ligplaatsen in zee, indien dat schip vanuit een andere haven is uitgevaren of vanuit een andere bij het MOU aangesloten havenstaat naar zee is vertrokken:
a
zonder dat voldaan is aan de gestelde voorwaarden voor de reis; of
b
zonder zich te begeven naar de gekozen dichtstbijzijnde reparatiewerf.
2
De havenbeheerder weigert in overeenstemming met de inspecteur-generaal een schip waarvan de aanhouding is opgeheven ingevolge artikel 10, derde lid, dan wel waarvan de aanhouding in een andere bij het MOU aangesloten havenstaat om dezelfde reden is opgeheven, de toegang tot de haven, met uitzondering van anker- of ligplaatsen in zee.
3
De havenbeheerder bevestigt een weigering als bedoeld in het eerste of tweede lid zo spoedig mogelijk schriftelijk.
4
In een situatie als bedoeld in het eerste of tweede lid, laat de havenbeheerder in overeenstemming met de inspecteur-generaal het schip toe in de haven op het moment dat de kapitein of de exploitant heeft aangetoond dat het schip aan de voorschriften van de verdragen voldoet.
5
In afwijking van het eerste of tweede lid, kan de havenbeheerder in overeenstemming met de inspecteur-generaal het schip in de haven toelaten in geval van overmacht, prevalerende veiligheidsredenen of om het gevaar van vervuiling te beperken of te minimaliseren of tekortkomingen te verhelpen, mits de kapitein of de exploitant afdoende maatregelen voor een veilige binnenkomst heeft genomen.


Jurisprudentie bij dit artikel

  • Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.

  • Geen resultaten gevonden voor de door u opgegeven zoek termen.
  •